Judo......
Judo is een van oorsprong Japanse vechtsport die rond 1882 is ontworpen door Jigoro Kano. Het woord betekent 'zachte weg', waarbij do (weg) verwant is aan 'tao' en meer connotaties heeft van 'levenspad' dan van 'manier'. De grondlegger van Judo verkreeg hoogste graduatie, 12e dan, brede witte band na zijn dood. Een beoefenaar van het judo heet een judoka. |
|
De sport bestaat uit een een aantal gevechtstechnieken (been-, heup-, schouder-, arm- en offerworpen, houdgrepen, armklemmen, en verwurgingen) die erop gericht zijn een tegenstander buiten gevecht te stellen zonder hem te verwonden. Slaan, stoten en schoppen zijn in de judocompetitie verboden. Het wordt wel aangeleerd zodra je een hogere gordel hebt, om je de ontstaansgeschiedenis van judo beter te laten begrijpen.
Jigoro Kano had bij het ontwerpen van de sport, die ontleend is aan oudere verdedigingskunsten als jiu-jitsu ook nadrukkelijk een training van de geest voor ogen. Zijn filosofie wordt gekenmerkt door twee begrippen: |
|
Maximale efficiëntie: wat een persoon doet moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het Judo leert men de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.
Wederzijds profijt en welbevinden: de spelers dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het Judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan men de sport immers niet leren; men werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven geldig.
|
|
Judoka's dragen een witte katoenen broek en een jas (judo-gi) die door een band (obi) bijeen wordt gehouden. In wedstrijden worden tegenwoordig ook wel gekleurde pakken gebruikt omdat de scheidsrechter dan tijdens het gevecht beter kan zien welk lichaamsdeel bij welke sporter hoort. De kleur van de band geeft de graad van gevorderdheid in het judo aan; een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart volgen (kyu-graden die van hoog naar laag genummerd zijn, een hoge graad heeft een laag nummer). De wachttijd tussen kyu's bedraagt zes maanden. Voor 1e kyu en 1e dan is er wachttijd meestal een jaar. Hoe hoger dan hoe langer wachttijd | |
Voor kinderen en jonge judoka's is er nog een onderverdeling waarbij aan een band een anders gekleurde slip kan zitten om aan te geven dat de beoefenaar tussen de gedragen band en de volgende in zit. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dan-graden) is het onderscheid te zien aan witte streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band. Dangraden boven 5e of 6e dan worden meer op grond van verdiensten voor de judosport dan voor exceptionele bekwaamheid in het uitvoeren ervan toegekend. De lessen beginnen in geknielde houding waarbij de leraar tegenover de rij leerlingen zit en ze op het commando 'Re' (groeten) ceremonieel naar elkaar buigen om wederzijds respect uit te drukken. Bij 6e, 7e en 8e dan zijn er rode-witte band. Bij 9 en 10e dan zijn er rode band. Deze laatste dan's zijn zelden weggeven aan bepaalde judoka's die hoogste verdienste hebben. | |